Hier vind je een handig overzicht met daarin veel gestelde vragen over deze vaak technische en ingewikkelde materie. De vragen zijn opgedeeld in 3 categorieën:
- Vragen over dioxines
- Vragen over het eierenonderzoek
- Vragen over PAK's
Vragen over dioxines
Wat zijn dioxines?
Dioxine is een verzamelnaam voor een grote groep verbindingen met een gelijkaardige chemische structuur, die zowel in de natuur als in de industrie aanwezig zijn. Dioxine ontstaat als bijproduct tijdens de productie van een aantal chemische verbindingen zoals pesticiden, papier en dioxineachtige stoffen (PCB’s), maar ook bij heel wat verbrandingsprocessen. Dioxine wordt teruggevonden in de uitstoot van afvalverbrandingsinstallaties, in sigarettenrook en in assen van barbecues en open haarden. Door strenge emissie eisen en verbeterde verbrandingstechnologie is de dioxine-uitstoot van afvalverbrandingsinstallaties zeer sterk gedaald.
Dioxinen staan bekend als persistente (moeilijk afbreekbare) stoffen. Ze lossen makkelijk op in vetten (zijn lipofiel) en zijn juist slecht oplosbaar in water. Dioxinen kunnen makkelijk ophopen in vetweefsel van mensen (waaronder in moedermelk) en dieren. Daarnaast zijn dioxinen over het algemeen goed bestand tegen verhitting en chemische of biologische afbraak en kunnen door deze eigenschappen zeer lang in het milieu aanwezig blijven.
Dioxinen kunnen zich hechten aan stof, aarde, sediment. Op deze manier kunnen dioxinen worden meegevoerd via de lucht of via water en neerslaan op grote afstand van de bron. Bovendien zijn er ook dioxinen in gasvormige toestand aanwezig. Dioxinen kunnen daarnaast ook worden opgenomen door planten waardoor mensen en dieren die deze planten eten besmet raken met dioxinen op deze manier kan de voedselketen verontreinigd worden met dioxinen. Behalve opname via vetrijke delen, kan het ook neerslaan op bijvoorbeeld gras.
Hoe krijg ik dioxines binnen en hoe kan ik dit voorkomen?
Iedereen krijgt dioxines binnen uit voedsel. De dioxines zitten vooral in het vet van zuivel, vlees en vis. Paling kan bijvoorbeeld tamelijk veel dioxines bevatten. Het is mogelijk om weinig dioxines binnen te krijgen door weinig room, volle melk, kaas, spek, en ander vetrijk vlees te eten. De hoeveelheid dioxines in de lucht is gering. Het inademen van dioxines uit de lucht draagt nauwelijks bij aan de hoeveelheid dioxines die mensen via het voedsel binnenkrijgen.
Wat zijn de risico’s als ik veel dioxines binnenkrijg?
Dioxines zijn zorgwekkend omwille van hun giftigheid. Onderzoek heeft uitgewezen dat ze verschillende organen en systemen kunnen aantasten. Dioxines verhogen de kans op sommige soorten kanker. Volgens een officiële internationale beoordeling (IARC) is dat het geval voor drie zeldzame soorten kanker: sarcoom, Hogdkin-lymfoom en non-Hodgkin-lymfoom. Hierbij geldt dat het gaat om een zeer kleine toename van deze kans. De kans op kanker door andere oorzaken is veel groter.
Kinderen behoren tot een zogenaamde risicogroep als het gaat om het binnenkrijgen van dioxines. Bij kinderen die voor of na de geboorte veel dioxines binnenkregen, zijn later aanwijzingen (geen bewijs) gevonden dat hun hersenen, stofwisseling, afweer en longen zich wat minder ontwikkelen. Dit betekent dat meer dioxines dan gemiddeld mogelijk gepaard gaan met een hogere kans op onhandigheid, moeite met leren, hyperactiviteit, angst, depressie, agressie, autisme, vertraagde pubertijd, onvruchtbaarheid, obesitas, infecties. Het gaat hierbij om een kans die mogelijk verhoogd is, maar die sterker afhangt van allerlei andere factoren.
Bij baby’s kunnen veel dioxines vooral via hun moeder binnenkomen. De dioxines in de moeder zijn afkomstig uit haar voedsel in de voorafgaande tientallen jaren. Uit voorzorg kunnen meisjes en jonge vrouwen weinig vet vlees, vis en zuivelproducten eten. Dit geldt ook voor jongens en jonge mannen, omdat dioxine hun vruchtbaarheid eventueel kan verminderen. De kans hierop hangt af van de hoeveelheid dioxines die iemand in de voorafgaande jaren heeft binnengekregen. Het is niet exact bekend hoe groot het risico is van de hoeveelheid dioxines die nu in de eieren is gemeten, maar het gaat om kleine hoeveelheden.
Wat gebeurt er als ik ben blootgesteld?
Zoals hierboven al aangegeven zijn dioxinen slecht afbreekbaar en hopen zij makkelijk op in vetweefsel. Via de ontlasting wordt ongeveer 1/3e van de dioxinen vrijwel direct weer uitgescheiden. De resterende 2/3e wordt in het vetweefsel opgeslagen en kan binnen enkele maanden tot tientallen jaren door het lichaam worden afgebroken en uitgescheiden.
Wat zijn de mogelijke gezondheidseffecten van dioxinen op lange termijn?
Het al dan niet optreden van gezondheidseffecten door blootstelling aan dioxinen is afhankelijk van de chemische samenstelling van de dioxinen en de concentratie. Bij de concentraties die in onze voedingsproducten en eventueel moedermelk voorkomen, zijn geen ernstige gezondheidseffecten te verwachten. Verder zijn er aanwijzingen dat langdurige blootstelling aan dioxinen (hier moet je denken aan mensen die een beroep uitoefenen waarbij ze vaak blootgesteld worden aan hogere concentraties dioxinen) op langere termijn mogelijk effecten op de hersenen (o.a. verlaagd leervermogen), het afweersysteem en de voortplanting kunnen veroorzaken. Over de mogelijke kankerverwekkende eigenschappen van dioxines bestaat nog veel onzekerheid.
Zijn er normen voor dioxines vastgesteld?
Er gelden in Europa wettelijke normen voor het dioxinegehalte van onder andere voedsel en veevoer. Dit zijn handelsnormen die vooral berusten op haalbaarheid, maar die op langere termijn wel zorgen voor verlaging van de hoeveelheid dioxines die mensen binnenkrijgen. Daarnaast is er een norm van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en JECFA voor de hoeveelheid dioxines die mensen gemiddeld per dag mogen binnen krijgen. Deze advieswaarde is bedoeld om te toetsen of mensen teveel dioxines binnenkrijgen. De advieswaarde mag gebruikt worden om de gezondheid te beschermen, maar het is geen wettelijke norm.
Vragen over de eierenstudie
Waarom werd dit onderzoek uitgevoerd?
Het project is ontstaan uit de beleidsacties in het ‘actieplan regio Menen’ die werden opgesteld in het kader van het Faseplan, de beleidsvertaling van de resultaten van de humane biomonitoringscampagne die liep in 2010-2011 in de regio Menen. In bloed van 199 jongeren van 14-15 jaar werden toen significant lagere gehalten aan dioxines, PCB’s en DDE (afbraakproduct van pesticide DDT) vastgesteld dan in het bloed van leeftijdsgenoten uit algemeen Vlaanderen. Deze lagere gehalten bleken onder meer verband te houden met een lagere consumptie van lokaal geteelde voeding in de regio Menen. In het verleden werden echter in de regio Menen hoge waarden gemeten aan dioxines en PCB’s in zowel de omgevingslucht, depositiestalen, bodem, eieren als in de mens (humane biomonitoringcampagne 2002-2006). Ook nu nog worden in de omgeving van de schrootverwerkende industrie in Menen de drempelwaarden voor de depositie van dioxines en PCB’s regelmatig overschreden.
Vele inwoners van Menen, maar ook inwoners van buurgemeenten Wevelgem en Wervik, stelden zich dan ook de vraag of het opnieuw veilig is eieren van eigen kippen te eten.
Hoe gebeurde de rekrutering?
Het studiegebied voor dit onderzoeksproject bestaat uit het ellipsvormige studiegebied van de humane biomonitoringcampagne 2010-2011 (een groot deel van Menen en een stukje van Wevelgem), aangevuld met een woonkern van Wervik die grenst aan Frankrijk.
Er werden 15 deelnemers in de studie ingesloten, 9 deelnemers in Menen, 3 deelnemers in Wevelgem en 3 deelnemers in Wervik. Een gelijkmatige spreiding over het studiegebied werd nagestreefd. Van deze 15 deelnemers wonen er 7 in de afgebakende zone van 2003. Er waren 7 deelnemers die ook hadden deelgenomen aan de humane biomonitoringcampagne 2010-2011. Nog 3 andere deelnemers zijn familieleden, vrienden of buren die eieren van eigen kippen gaven aan deelnemers van de humane biomonitoringcampagne 2010-2011. De overige 5 deelnemers hadden zich spontaan aangemeld en hadden geen banden met de humane biomonitoringcampagne.
Waarom werd in 2003 een onderzoek uitgevoerd?
Onderzoek werd op initiatief van Vlaams minister van Leefmilieu Ludo Sannen uitgevoerd omdat er in de regio Menen historische vervuiling was van dioxines ten gevolge van o.a. de verbrandingsoven. Er werd dan een actieplan Milieu en Gezondheid opgesteld om iets te doen aan de vervuiling met PCB’s en dioxines. Dit actieplan omvatte , naast milieumaatregelen, grensoverschrijdende acties en communicatie maatregelen, ook gezondheidsmaatregelen, waaronder het nagaan welke consequenties er verbonden waren aan het gebruik van zelfgekweekt voedsel.
Wat waren de resultaten van de HBM-campagne?
In 2010-2011 onderzocht het Steunpunt Milieu en Gezondheid de inwendige blootstelling aan vervuilende stoffen en een aantal biologische en gezondheidskenmerken bij 199 jongeren (14‐15 jaar) die wonen in de nabijheid van de schrootverwerkende industrie van Menen (zie tabel). De opvallendste resultaten waren de lagere gehalten aan persistente organische polluenten (POP’s) zoals dioxines, PCB’s en DDE in het bloed van de jongeren uit Menen, vergeleken met de Vlaamse referentiepopulatie (Steunpunt Milieu en Gezondheid, 2012).
Vergeleken met hun leeftijdsgenoten uit de Vlaamse referentiegroep consumeren de jongeren in de regio Menen significant minder lokaal geteelde voeding. Consumptie van lokale eieren en groenten is ook in deze studiepopulaties geassocieerd met hogere waarden aan persistente stoffen.
Vlaanderen | Menen | p-waarde | |
Aantal deelnemers | 210 | 199 | |
Merker-PCB’s (PCB138, PCB153, PCB180) |
|
166 (152-181) 37,2 (34,1 – 40,6) |
< 0,001 |
p,p’-DDE (ng/L) (ng/g bloedvet) |
309 (278 – 344) 70 (63 – 78) |
213 (192 – 236) 47,9 (43,2 – 53,0) |
< 0,001 |
Calux PCDD/F’s (pg BEQ/g serum) (pg BEQ/g bloedvet) |
0,38 (0,36 – 0,40) 110 (104 – 116) |
0,23 (0,22 – 0,24) 70,0 (65,5-74,9) |
< 0,001 |
Calux dl-PCB’s (pg BEQ/g serum) (pg BEQ/g bloedvet) |
0,11 (0,11 – 0,12) 32,7 (30,7 – 34,7) |
0,10 (0,09 – 0,10) 29,1 (27,5 – 30,8) |
< 0,001 |
Waarom wordt dit advies geformuleerd (verschil tussen voorzorgzone en rest van Menen + Wevelgem + Wervik) en wat is het advies?
Advies voor het studiegebied binnen de afgebakende zone van 2003
Wetenschappelijk advies
Op basis van de metingen kan gesteld worden dat een beperking van de consumptie van eieren van eigen kippen tot 1/3 van de in de actieve voedingsdriehoek aanbevolen leeftijdsafhankelijke hoeveelheden voldoende bescherming biedt voor de gezondheid.
Beleidsadvies
Op basis van depositiegegevens en rekening houdend met het preventieprincipe * hebben de opdrachtgevers en de leden van de stuurgroep beslist om de aanbeveling geen eieren van eigen kippen te consumeren in deze afgebakende zone, nog te behouden.
* Volgens het preventieprincipe is er voldoende wetenschappelijke kennis over de potentieel schadelijke impact van een risico om preventieve maatregelen te nemen met als doel de kans en/of de impact ervan te voorkomen, te beperken of te beheersen (SERV & MINA-raad, 2011).
Advies voor het studiegebied buiten de afgebakende zone van 2003
Op basis van de metingen kan gesteld worden dat een beperking van de consumptie van eieren van eigen kippen tot 2/3 van de in de actieve voedingsdriehoek aanbevolen leeftijdsafhankelijke hoeveelheden voldoende bescherming biedt voor de gezondheid.
Waarom toch een voorzorgzone?
Uit het AEROPA-project is gebleken dat in 2012 in Menen de maandgemiddelde drempelwaarde voor dioxines en dioxineachtige PCB’s meermaals werd overschreden op verschillende meetposten gelegen in woongebied. Ook de jaargemiddelde drempelwaarde werd op twee meetposten in woonzone overschreden.
De resultaten van de humane biomonitoringcampagne in 2010 toonden aan dat de gehalten van dioxines, PCB’s en DDE in bloed van jongeren uit de regio Menen significant lager waren dan deze in bloed van leeftijdsgenoten uit algemeen Vlaanderen. Dat de jongeren uit de regio Menen minder lokaal geteelde voeding aten dan de jongeren uit de Vlaamse referentiegroep was één van de verklarende factoren van dit verschil in bloedgehalten.
Indien het advies van 2003 om geen eieren van eigen kippen te consumeren in het destijds afgebakende gebied zou worden opgeheven, kan worden verwacht dat de gehalten van deze stoffen in het bloed van de inwoners van deze zone zouden toenemen.
Wat zijn de huidige milieumetingen in de regio?
De VMM volgt al sinds 1995 de dioxinedepositie op in Menen en vanaf 2002 de PCB-depositie. De meetposten stonden wijd verspreid over de regio. Als de dioxine- en PCB-deposities herhaaldelijk laag waren, zette de VMM deze meetposten stop. Dit gebeurde met een meetpost in Wervik en ook met verschillende meetposten in Menen en Rekkem. De verontreiniging bestrijkt dus zeker niet de volledige regio van Menen.
Momenteel zijn er nog 2 meetposten in Menen. Deze zijn opgesteld in functie van de opvolging van een schrootverwerkend bedrijf. Eén meetpost staat in een industriezone recht tegenover deze schrootverwerker. De andere meetpost staat in een woonzone windafwaarts in de overheersende windrichting ten opzichte van het bedrijf. Enkel op de meetpost in de woonzone gebeurt een toetsing aan de drempelwaarden. Dit zijn waarden die niet opgenomen zijn in de wetgeving maar toelaten te oordelen welke regio’s opvolging verdienen.
Uit de resultaten volgt dat de PCB-depositie hoger is dan de dioxinedepositie. Ook zijn de dioxine- en PCB-waarden hoger op de meetpost in de industriezone. Op de meetpost in de woonzone zien we een dalende trend. De jaargemiddelde deposities van 2010 tot 2012 lagen op de meetpost in de woonzone hoger dan de jaargemiddelde drempelwaarde. Twee van de acht maandstalen van 2012 lagen boven de maandgemiddelde drempelwaarde. De eerste vijf maandstalen van 2013 lagen onder de maandgemiddelde drempelwaarde.
Een overschrijding van de drempelwaarden betekent geen onmiddellijk gevaar voor de gezondheid. Het is echter aangewezen dat de deposities op termijn zakken tot onder deze drempelwaarden. Verschillende instanties volgen deze regio op. De afdeling Milieu-Inspectie heeft acties opgelegd aan het schrootverwerkend bedrijf om de verspreiding van stof, beladen met PCB’s, tegen te gaan. De VMM volgt het effect van deze maatregelen op door de dioxine- en PCB-depositie te blijven meten in deze regio.
De resultaten van de laatste metingen in de regio
Wat met een advies voor de rest van Vlaanderen?
In het kader van de referentietaken die VITO uitvoert in opdracht van de Vlaamse overheid wordt de opdracht gegeven om de doorrekening die werd uitgevoerd op de resultaten van de huidige studie, ook uit te voeren op Vlaamse gegevens die ter beschikking zijn. Hierbij wordt ondermeer gedacht aan:
- CONTEGG (enkel Vlaamse gegevens)
- Studie in opdracht van OVAM
- Gegevens uit Gistel
- Vroegere metingen in Menen
De bedoeling van deze opdracht is ook voor Vlaanderen een advies op te maken en te communiceren met betrekking tot het eten van eieren van eigen kweek.
Dit advies zal samen de opgestelde code van goede praktijk worden voorgelegd aan de Vlaamse adviesraden (SAR-WGG en MiNa-raad).
Waar kunnen mensen terecht met vragen?
Voor vragen kunnen de mensen terecht bij hun milieuambtenaar.
- Menen, milieu@menen.be, T 056 529 372
- Wevelgem, milieubeleid@wevelgem.be, T 056 433 457
- Wervik, milieu@wervik.be, T 056 952 165
Wat kan je doen om je blootstelling te beperken?
In de folder (klik hier om de folder te raadplegen) kan je verschillende tips terugvinden i.v.m.:
- inrichting van de kippenren
- stoken
- gebruik van pesticiden
Zijn er verschillen of overeenkomsten tussen resultaten in Vlaanderen en Menen?
We kunnen de gegevens voor Menen vergelijken met de resultaten van een aantal studies, die de laatste jaren in Vlaanderen/België werden uitgevoerd om de niveaus van verontreinigende stoffen in eieren van kippen, gehouden door particulieren, te bepalen.
- De CONTEGG-studie werd uitgevoerd bij 59 particulieren, verspreid over België (WIV, 2008). Doelstelling was het bepalen van de gehalten van sporenelementen en organische verontreinigingen in eieren van kippen, gehouden door particulieren.
- De OVAM-studie had tot doel streefwaarden voor dioxines en PCB’s in bodem vast te leggen en de gehalten van dioxines en PCB’s in bodem, groenten, eieren en depositie te meten om relaties tussen de verschillende compartimenten te onderzoeken (Cornelis et al., 2011). Bij 16 tuinen, verspreid over Vlaanderen, werden stalen van de bodem van de kippenren en van eieren genomen.
Volgende trends kunnen worden vastgesteld.
DDT/DDD/DDE:
- Voor som DDT in eieren ligt de mediaan in Menen iets hoger dan in de CONTEGG-studie;
- Voor bodem zijn er slechts 5 data uit de CONTEGG-studie voor Vlaanderen, de medianen en gemiddelden in de CONTEGG-studie liggen iets lager dan de waarden uit Menen; het verschil blijft indien vergeleken wordt met de globale CONTEGG-dataset;
PCDD/F en dl-PCB’s:
- Het gemiddelde PCDD/F-gehalte in eieren in Menen zijn vergelijkbaar met die van de overige studies, de mediaan ligt licht hoger;
- Het gemiddelde dl-PCB gehalte in eieren uit Menen ligt lager dan in de twee overige studies, dit is te wijten aan uitschieters in de twee overige studies; de mediaan in Menen ligt dan weer iets hoger;
- Op het niveau van de som van PCDD/F en dl-PCB in eieren stellen we daarom vast dat het gemiddelde in Menen lager ligt dan in de twee overige studies en de mediaan hoger ligt;
- In de bodem vinden we in Menen hogere gemiddelde en mediane gehalten PCDD/F en dl-PCB’s;
- Voor wat betreft de depositie geeft de OVAM-studie licht hogere resultaten voor PCDD/F; daartegenover staan de beduidend hogere waarden voor dl-PCB’s in depositie in Menen zowel op gemiddelde als mediaan;
Merker-PCB’s:
- de merker-PCB’s in eieren zijn vergelijkbaar tussen de drie studies; vergelijking met de CONTEGG-studie kan een vertekend beeld geven omdat hierin ook PCB-118 verrekend zit; het gemiddelde in de OVAM-studie ligt veel hoger omwille van een uitschieter in de data;
- in de bodem is het gehalte aan merker-PCB’s iets hoger in Menen voor wat betreft de mediaan, maar vergelijkbaar voor wat betreft het gemiddelde;
de depositie van de merker-PCB’s was hoger in Menen dan in de OVAM-studie
Vergelijking met de oudere data uit Menen (2003) geeft de indruk dat de gehalten van zowel PCDD/F als dl-PCB in bodem en eieren in 2003 hoger lagen dan in de huidige studie. Dit moet echter met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Het lage aantal meetpunten in 2003 geeft namelijk geen volledig beeld van het totale studiegebied. Een geografische weergave is ook aangewezen.
Waar kan ik mijn eieren of bodem laten onderzoeken?
Je kan de bodem van je kippenren laten testen door een erkend labo. Dat gebeurt met een bodemanalyse die dioxines en pcb’s opspoort. Een lijst van erkende labo’s vind je op www.ovam.be/jahia/Jahia/pid/174 , onder ‘Lijst erkende laboratoria - 2.4 Bodem’. Zo’n analyse is duur: de gemiddelde prijs ligt rond 800 euro. Wil je maar een paar kippen houden op een niet al te grote plek in je tuin, dan kan het goedkoper zijn om mogelijk vervuilde grond weg te halen en te vervangen door nieuwe.Je kan ook je eieren laten testen op dioxines en pcb’s. Zo weet je meteen zeker welke impact een eventuele vervuiling heeft. Op de website van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) vind je een actuele lijst van erkende labo’s
Binnen het beleidsdomein Leefmilieu en Natuur werd een werkgroep opgericht met de betrokken leefmilieuentiteiten. Deze werkgroep streeft naar een gecoördineerde aanpak van de problematiek.
Vragen over PAK’s
Wat zijn PAK’s?
PAK's staat voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen. Zoals alle koolwaterstoffen bestaan ze uit koolstof (C) en waterstof (H). PAK's zijn teerachtige stoffen die ontstaan bij onvolledige verbranding van koolstofhoudende stoffen zoals fossiele brandstoffen, hout, tabak en voedsel. De belangrijkste bronnen zijn de industrie, de consumenten (onder andere via openhaarden), het verkeer en de landbouw.
Er zijn honderden PAK's. PAK’s kunnen kankerverwekkend zijn. PAK's zijn persistent: ze worden in de natuur slechts langzaam afgebroken. Ongeveer 90 procent van de PAK's ontstaat door menselijk handelen. Vooral bij de productie van cokes en aluminium komen PAK’s vrij.
Zijn buren die hun haard/kachel stoken nu ook al een gezondheidskundig probleem?
PAK’s komen vrij bij onvolledige verbranding zoals de verbranding van hout, steenkool, stookolie, afval, barbecue, uitlaatgassen. Afgeleide stofwisselingsproducten van PAK’s zijn kankerverwekkend door reactie met DNA of kunnen de hormoonwerking verstoren. De blootstelling gebeurt vooral via inademing (verkeer, kachels, (passief)roken) van PAK’s gebonden aan stofdeeltjes die neerslaan op de bodem, plantenmateriaal. De afbraak van deze stoffen duurt weken tot maanden oiv zonlicht en chemische reacties. Meer info over 'Slim Stoken' vind je hier (klik hier).
Heb je nog andere vragen, waarvan je vindt dat deze in dit rijtje thuis horen?
Stuur jouw vraag naar peter.daubioul@zorg-en-gezondheid.be